b) Schokdempers instellen
De vier veerelementen van de vierwielvering van het chassis bestaan telkens uit een schroefveer (1) waarin zich in het centrum een hydraulische schokdemper
(2) bevindt. De hydraulische schokdempers zijn aan de onderste wieldraagarmen en boven op de demperbrug op de differentieelhuizen bevestigd. De schroefveren
steunen boven tegen een kartelmoer (3) op de buitenstang van de schokdemper en op een veerzitting aan het onderste einde van de zuigerstang. De inveerweg
van de zuigerstangen wordt door siliconen manchetten onderaan op de zuigerstang beperkt.
Door de kartelmoer naar boven te draaien, wordt de veer ontlast. Het omdraaien naar beneden, verhoogt de voorspanning van de veer. Op deze wijze kan de
voorspanning van de veren op fijne wijze ingesteld worden in overeenstemming met de ondergrond en de rijstijl.
• Een lagere voorspanning van de veren laat het chassis onder zijn eigen gewicht dieper wegzakken.
• Een strakkere instelling tilt het chassis op.
Op die manier kan dus ook een zekere hogere/lagere wegligging van het chassis bereikt worden (dus de bodemvrijheid ingesteld worden). Met de instelling van
de demping wordt niet alleen de capaciteit van het modelvoertuig beïnvloed om bodemoneffenheden op te vangen, maar wordt ook het bochtgedrag beïnvloed.
Dat noemen we „overstuurd" en „onderstuurd" rijgedrag.
Overstuurd rijgedrag
Het voertuig "trekt" in de bochten, de achterkant vertoont neiging tot overstuur (te weinig tractie van de achteras of te veel tractie van de gestuurde vooras). Als
tegenmaatregel moet de demping achteraan zachter (of vooraan harder) ingesteld worden.
Onderstuurd rijgedrag
Het modelvoertuig laat zich moeilijk om de bochten sturen, "schuift" over de voorwielen naar buiten (te veel tractie van de achteras of te weinig tractie van de
gestuurde vooras). Als tegenmaatregel moet de demping achteraan harder (of vooraan zachter) ingesteld worden.
Een overstuurd of onderstuurd rijgedrag kan ook het gevolg zijn van een ongelijkmatige dwarsstabiliteit van de voor- en achteras door een ontbrekende
instelling van de wielvlucht.
Als basisinstelling moet de vooras ca. 5 mm lager liggen dan de achteras!
Controleer de werking van de schokdempers:
• Hef het model aan de achteras naar boven en laat het vallen.
• Het model mag niet tot het eindpunt inveren en slechts één keer uitveren zonder na te trillen!
• Controleer de schokdempers van de vooras op dezelfde wijze.
Voorspanning van de veren instellen
• Voorspanning verhogen: kartelmoer op de buitenstang van de schokdemper rechtsom draaien.
• Voorspanning verlagen: kartelmoer op de buitenstang van de schokdemper linksom draaien.
Tuning
Via de keuze van de schokdemperolie kan de dempingskarakteristiek worden beïnvloed. De seriematig in de schokbrekers van de X-Factor gebruikte olie is
prima geschikt voor de meeste toepassingen.
• Op overwegend gladde oppervlakken wordt een dikke olie (met hoge viscositeit) aanbevolen.
• Op open terrein daarentegen dient een dunvloeibare olie (lage viscositeit) te worden gebruikt.
Gebruik geen gewone motorolie. We adviseren in principe alleen een zuivere silicon-schokdemperolie te gebruiken. Voor de verdere optimalisatie
van de dempingseigenschappen bieden wij u siliconenolie voor de schokdempers met verschillende viscositeiten aan in ons assortiment accessoires!
Schokdempers verzetten
• Het verzetten van de schokdempers aan de bovenste en onderste wieldraagarmen naar een steilere invalshoek vermindert de progressiviteit. De verticale
relatieve beweging van het chassis wordt directer in de vering geleid en de werking van de demping begint onmiddellijk, d.w.z. de vering is reeds bij het minste
inveren harder. Tegelijkertijd is de ligging van het voertuig hoger.
• Het verzetten van de schokdempers naar een vlakkere invalshoek verhoogt de progressiviteit. Bij een vlakke invalshoek moet het chassis dieper inveren om
de demping te laten reageren, d.w.z. de vering reageert eerst zacht en wordt met toenemende invering harder.
97