FLITSAPPARAAT PLAATSEN
Alvorens u een flitsapparaat in de accessoireschoen van de
camera plaatst, moet
– het kapje, dat de accessoireschoen en de bus beschermt, als ze
niet worden gebruikt, naar achter worden geschoven en
– Camera en flitsapparaat moeten worden uitgeschakeld.
Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet u erop letten, dat u de
voet volledig in de accessoireschoen schuift en, indien aanwezig,
met de klemmoer tegen ongewild loskomen en vallen beschermt.
Dit is vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten
belangrijk omdat wijziging van de positie in de accessoireschoen
de vereiste contacten onderbreekt en daardoor foutieve functies
kunnen ontstaan.
Aanwijzingen:
• Dit geldt ook voor gebruik van het flitsapparaat met de
SCA-adapterkit (zie pag. 220).
• Zorg ervoor dat het accessoireschoen-beschermkapje altijd op
zijn plaats zit als u geen accessoire gebruikt (bijv. flitsapparaat,
externe zoeker, of de microfoon). Het beschermt bus 28 een tijd
lang tegen het binnendringen van water.
DE FLITSMODUS
De volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde flitsmodus is
bij de camera met de hiervoor genoemde systeemcompatibele
flitsapparaten en in beide belichtingsmodi, tijdautomaat
handmatige instelling beschikbaar.
Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een automatische
invul-flitsregeling actief. Om steeds een uitgebalanceerde
verhouding tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het
flitsvermogen bij toenemende lichtsterkte evt. met max. 1
verminderd. Wanneer echter de aanwezige lichtsterkte zelfs met de
kortst mogelijke flitssynchronisatietijd van
tot gevolg heeft, zal een HSS-compatibele flits bij tijdautomaat niet
worden geactiveerd. In zulke gevallen wordt de sluitertijd
overeenkomstig het omgevingslicht geregeld en in de zoeker
aangegeven.
Bovendien kunt u met de camera met tijdautomaat
ge instelling gebruik maken van interessante vormgevende
flitstechnieken, zoals flitssynchronisatie op het 2de in plaats van
het gebruikelijke 1ste sluitergordijn en het flitsen met langere
sluitertijden dan de synchronisatietijd van
worden op de camera via het menu ingesteld (meer hierover in de
volgende hoofdstukken).
Bovendien geeft de camera de ingestelde gevoeligheid door aan
het flitsapparaat. Daarmee kan het, voor zover het deze indicaties
bezit en voor zover het op het objectief gekozen diafragma ook op
het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch
aangeven. De gevoeligheidsinstelling kan niet van het flitsapparaat
zelf worden beïnvloed, omdat deze al door de camera wordt
overgedragen.
A
en
/
EV
2
3
/
s al overbelichting
1
180
en handmati-
A
/
s. Deze functies
1
180
NL
185